Toespraak door Dr Adriaan de Kraker (Zaamslag)
Voorzitter van de Stuurgroep der Heemkringen werkzaam binnen de eertijdse “VIER AMBACHTEN”; historisch geograaf; gewezen assistent professor  aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.

 

Mevrouw de Minister, Heer Gouverneur, Heer Gedeputeerde, Burgemeesters, Wethouders en Schepenen, Heemvrienden, Dames en Heren

 

Vandaag leven we in een wereld die flink in beweging is. Nieuwsflitsen laten zien dat er vele brandhaarden zijn, dat er, gelet op de 17 nieuwe doelstellingen van de Verenigde Naties voor het jaar 2030, nog steeds velen behoeftig zijn in deze wereld. De krant en tv laten ons steeds weer zien dat dit nieuws ook ons raakt. Mensen die ontheemd zijn, komen naar ons toe. Ontheemd zijn is iets ergs, voor velen lijkt het het ergste wat je kan overkomen. Weg uit de veilige omgeving, weg uit het gebied waar je met anderen kunt communiceren in de eigen taal. Weg uit het gebied waar je met anderen dezelfde godsdienst belijdt. Weg uit het gebied waar je wortels liggen, alles wat je lief is en wat je hebt geleerd te koesteren en met anderen te delen.

De actualiteit van vandaag heeft echter diepe historische wortels. Gelet op duizenden jaren geschiedenis is het komen en gaan van mensen niets nieuws. Hele volksstammen verhuisden in de 3e tot 6e eeuw, zoals de Angelen en Saksen die zich in Engeland vestigden. Een Arabische golf overspoelde in de achtste eeuw grote delen van Spanje.  Ook Denen vestigden zich in Engeland, na 1066 gevolgd door flink wat Fransen. Grote steden in het verleden konden alleen maar groeien door aanwas van buitenaf, zoals Amsterdam.

Dichter bij ons zien we dezelfde verschijnselen. Nieuwe mensen vestigen zich en velen voelen zich na jaren redelijk goed thuis in hun nieuwe heem.  Kijken we naar Zeeuws-Vlaanderen dan is de bevolking hier sinds de middeleeuwen diverse malen flink ‘ververst’. Na de grote inundaties van de Tachtigjarige Oorlog vestigden zich er: Zeeuwen, Hollanders, Hugenoten, Salzburger immigranten, opnieuw vele Hollanders in de jaren 50 en 60 met daarna flink wat Turken en Marokkanen, gevolgd door een mengelmoes van vele anderen.

Het cultuurlandschap, of gewoonweg ons heem, verandert mee. Maar het blijft de kenmerken van het verleden wel met zich meedragen. Sommige van die kenmerken zijn typisch voor bepaalde perioden.  Het zijn representanten van een bepaalde cultuurlaag. Een treffend voorbeeld is de aanleg van de oude zeedijken. De oudste liggen in de laagste polders, de jongste liggen boven zeeniveau en zijn ruim 4 meter hoog. Een tweede voorbeeld zijn dorpen die in de nieuwe polders zijn gesticht. Het zijn aangelegde dorpen met een plein, voor- en achterstraten zoals Zaamslag en Schoondijke. Een derde voorbeeld vormen de vele forten die typisch zijn voor de periode 1600-1800.

Het landschap waarin we leven, het heem waarvan we deel uitmaken verandert snel en nieuwe onderdelen nemen de plaats in van oude, waarvan veelal de functie verloren is gegaan of onder druk staat. Dit betreft bijvoorbeeld oude landbouwschuren, maar ook het dialect dat nog algemeen worden gesproken op het platteland.

Dames en heren. Het is dit heem, dit landschap met zijn gelaagdheid, complexiteit en het snelle tempo waarin het verandert, dat de belangstelling  geniet van menig wetenschapper en heemkundige.  Met name de heemkundige vestigt zijn aandacht op hoe het vroeger was en wat er verloren dreigt te gaan of reeds is.  De heemkundige koestert de cultuur en ook het landschap van zijn woongebied. Het beleven van het veranderingsproces, daaraan ook mede sturing geven, doet velen zich bewust worden van wat er in dit heem goed is te behouden.

Is heemkunde dan hetzelfde als nostalgisch verlangen naar het verleden?

Nee, bij heemkunde gaat het om het onderzoeken van wat is geweest of nog grotendeels aanwezig is en daarvoor aandacht te vragen en vervolgens wellicht middelen te bedenken om dit te behouden. Heemkunde en erfgoedbehoud gaan dus in vele gevallen samen.

Toch lopen heemkundigen al snel tegen hun eigen beperkingen aan. Zodra het gaat om het heem van vele generaties terug of om het landschap en zijn cultuur van zelfs eeuwen her, dan kunnen zij niet zonder de specialisten. Dit zijn de historici, de archeologen en de taalkundigen om er maar enkelen te noemen. Het bestuderen van een vroegere tijdlaag of periode veronderstelt namelijk: kennis van oud schrift, van bodems, geologie en geomorfologie met bijgaande onderzoeksvaardigheden.  Gelukkig is er al een decennialange samenwerking tussen geschoolden en heemkundigen.  Algemeen kan worden gesteld: hoe verder terug in de tijd, hoe groter het aandeel van de specialisten, hoe dichter bij de huidige tijd hoe groter het aandeel van de heemkundigen.

Kijken we naar de heemkunde in onze streek, in Zeeuws-Vlaanderen, in het gebied van de voormalige Vier Ambachten dan vallen enkele zaken op.

Rond 1950 bestonden daarin slechts twee heemkringen: De Oudheidkundige Kring “De Vier Ambachten” te Hulst die zijn leden rekruteerde uit Hulst,  Axel,  Terneuzen en omstreken.  De kring werd opgericht in 1928, gaf al snel een jaarboek uit en hield – weliswaar decennia later - een museum open.  In Axel was rond 1950 de Boerenkamer actief, een vereniging van liefhebbers van het Axelse boerenleven, waarin de Axelse klederdracht een centrale rol speelde. Ook hier is pas rond 1980 een eigen museum gesticht.

Na 1950 groeide de belangstelling voor heemkunde en de locale geschiedenis snel. Zo ontstonden de Heemkring Wachtebeke, Heemkring Terneuzen, Heemkring Sas van Gent, Heemkringen te Assenede, te Zelzate, Philippine en wat kleinere musea zoals dat te Boekhoute onder bezieling van Edgar Stockman en een te Westdorpe. De meeste kringen geven een of twee tijdschriften uit, houden lezingavonden en organiseren jaarlijkse excursies. Heemkunde en liefde voor het eigen heem waren rond 1990 springlevend.

Het hoogtepunt van dit bloeiende leven was ongetwijfeld het samenwerkings-project rondom de eenwording van Europa in 1992, de viering van 750 jaar Keure van de Vier Ambachten en het feit dat het circa 500 jaar geleden was dat de Graaf Jansdijk werd aangelegd.

Met deze samenwerking werd inhoud gegeven aan een vervlogen tijd van de voormalige Vier Ambachten: vier besturen over vier plattelandsdistricten die van de graaf van Vlaanderen een keure, zeg maar een soort regionale grondwet hebben gekregen. In de keure volgden waterstaat, rechtspraak en bestuur dezelfde regels en werd het bestuur op dezelfde wijze ingericht. Hoogtepunt toen was de jaarlijkse schepenvernieuwing, waarbij de rekeningen van de vier werden gecontroleerd en vier nieuwe schepencolleges werden aangesteld. Dit was een waar feest dat tezamen werd gevierd met de vier afgaande en nieuwe schepenbesturen, de baljuws, ontvangers, vertegenwoordigers van de graaf en ander schoon volk. De waard in “De Rode Leeuw” te Axel zag zo’n dag graag tegemoet, want daar vond het gelag plaats.

Met de instelling van de keuredag door de gezamenlijke heemkringen binnen de Vier Ambachten en het vastleggen van hun gemeenschappelijk verleden in het boek “Over den Vier Ambachten”  dat in 1993 verscheen lag een tijd van samenwerkingen en saamhorigheid in het verschiet. Tot 2001 werd de keuredag jaarlijks gehouden, daarna tweejaarlijks en na 2007 onregelmatig. Met de Keuredag Axel van 2013, gehouden in het kader van 800 jaar stad, is er vandaag een nieuwe Keuredag. Het is Keuredag nieuwe stijl die de heemkringen opnieuw bijeenbrengt om die eigen identiteit, het gemeenschappelijke te onderstrepen, ditmaal opnieuw met als aanleiding een nieuwe publicatie.

En hiermee, dames en heren kom ik terug bij het begin van mijn toespraak. Het boek behandelt namelijk ook onze identiteit, namelijk een fase van ons gemeenschappelijk verleden die net zo in beweging was als onze samenleving dat nu is. Dit is de wereld van de ambachten van Assenede, Axel en Boekhoute, waarin Diederik van Assenede heeft geleefd. Een wereld die tussen 1200 en 1300 op dramatische wijze zou veranderen. Terwijl er in het noorden op grote schaal land werd gewonnen en overstroomd land werd herdijkt, kwamen er in het moergebied vele nieuwe nederzettingen, dorpen en parochies. Ook vestigden zich er kloosters.  Dit gebied  dat rond 1150 nog praktisch een wildernis was met struiken, bomen, heidevelden en moerassen, verdween in de tijd daarna volledig. Het werd letterlijk weggeschept en vervolgens als moer verscheept. Behalve genoemde nederzettingen kwamen er ook veel nieuwe boerderijen, wegen en kanalen. De wereld van voor 1200 zou na 1300 nimmer meer terugkeren. De gevolgen van deze dramatische landschapsverandering was mede oorzaak van een nog grootschaliger verandering toen rond 1500 en in de 16e eeuw grote delen ervan inundeerden.

Ons gemeenschappelijk verleden trad een nieuwe fase binnen en onze identiteit kreeg een nieuwe dimensie. Ons heem verandert en past zich voortdurend aan. Naarmate het besef van deze verandering groeit, groeit ook de aandacht daarvoor en bloeit de heemkunde op. Soms zijn echter de veranderingen zo ingrijpend en snel dat bijbenen en vooral ook hunkerend vooruitkijken naar wat komen gaat, maatgevend worden.

Naar mijn smaak, dames en heren, zijn we vandaag in dit stadium aangekomen. Het stadium waarin heemkundige verenigingen moeite hebben aan te haken bij het veranderingsproces om dat vervolgens ten goede keren voor het bestuderen van het eigen heem. Beleving van de eigen identiteit is bovendien leeftijdsgebonden.  Het zijn vooral de 50- en 60-plussers en de ouderen onder ons die belangstelling voor heemkunde hebben. Moet men niet een flinke tijd hebben geleefd en beleefd om het eigene te kunnen appreciëren?  Het is om deze en andere redenen dat de belangstelling van jongeren voor heemkunde sterk achterblijft. Met New York binnen handbereik en vele andere gebieden in deze wereld virtueel te bezoeken: wat stelt dan het eigen heem in een globaliserende wereld dan nog voor?

Ik denk daarom, dames en heren, dat de heemkunde binnen de Vier Ambachten en wellicht ook elders een belangrijke inhaalslag moet doen, om de eigen identiteit nog beter voor het voetlicht te plaatsen en dit vooral te doen met de middelen van deze tijd. Met het boek Floris ende Blanchefloer  is een belangrijke stap in de eerste richting gezet. Het blijft echter een grote uitdaging in de komende jaren ook die tweede stap te zetten.