Maandag 5 mei 2014

           Toespraak van

JOKE SCHAUVLIEGE

VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR

750 jaar Floris ende Blancefloer - ter Leyen, Boekhoute

 

Dames en heren,

Geachte voorzitter,

Geachte professoren, onderzoekers, leden en sympathisanten

 

Sta mij toe eerst (meneer en mevrouw) Toon en Jacqueline vanden Bos te bedanken voor hun gastvrijheid, in dit prachtige kasteel ter Leyen.

Mocht u een Ronde van Vlaanderen kunnen maken, dan zou u versteld staan hoeveel energie en dynamiek u in Vlaanderen vindt. Die enorme inzet van die duizenden Vlamingen, én van de vele enthousiastelingen van over de grens, waardeer ik enorm. Van die rijke creativiteit kunnen genieten, maakt een mens gelukkig.

Vandaag is het toch een tikkeltje specialer en mijn betrokkenheid is een stukje persoonlijker.

Vandaag stel ik u een project voor, waarvan ik aanvaard heb om er de “beschermvrouwe” van te zijn. Ik heb dan ook graag de uitnodiging aanvaard om u het project “750 jaar Floris ende Blancefloer & Diederik van Assenede 2014-2018” voor te stellen.
 

U weet het misschien, ik woon in Ertvelde.

Ertvelde lag sinds zijn ontstaan halverwege de twaalfde eeuw als ontginningsdorp in het noordelijk Vlaamse “wastine-gebied”, op de rand van het veengebied, binnen de administratieve omschrijvingen  van  “het ambacht” en de “parochie” van Assenede.

Het ambacht Assenede omvatte toen een heleboel dorpen waaronder de huidige Vlaamse dorpen (al zijn het al lang geen “dorpen” meer): Assenede, Zelzate, Wachtbeke, Ertvelde maar ook de in de 14de en 15de eeuw verdronken dorpen: Vroondijcke, Willemskerke, Niewkercke, Eertinghe,… waar nu de Zeeuwsch-Vlaamse poldergemeenten Philippine, Hoek, Sas Van Gent en Terneuzen gelegen zijn.
 

Dat hier vandaag Zeeuwsch-Vlaamse Heemkundigen aanwezig zijn, toont het grensoverschrijdend gemeenschappelijk verleden van onze streek en de mooie voordelen van culturele samenwerking tussen Nederlanders en Vlamingen.

Zo’n 850 jaar geleden kwamen in Vlaanderen het sociale weefsel, het bestuur en de cultuur in een stroomversnelling terecht. In die tijd waren de Lage Landen behoorlijk welvarend en innovatief – niet alleen in de landbouw, ook in de handel, en dat versterkte ons toen al open cultureel klimaat. Professor Dr. Jozef Janssens zal u straks  meer vertellen over deze “lange twaalfde eeuw” in en voor Vlaanderen.

Ik focus me  even op de literatuur. Het was de tijd dat de eerste Dietsche  volkstalige literatuur boven het koren kwam. Uit die verre Vlaamse tijdsperiode zijn  belangrijke Vlaamse  literaire werken (met hun auteurs) tot ons gekomen: de 200.000 verzen van Jacob van Maerlant, Hendrik van Veldeke, Reinaert De Vos, Beatrijs, Diederik van Assenede, en nog vele anderen.

Diederik van Assenede was een grafelijke klerk die leefde van ongeveer 1220 tot 1290. Vele van zijn tijds- en geestesgenoten sloegen als het ware aan het schrijven: in de eigen volkstaal. Diederik vertaalde het Franse werk “Floire et  Blanchefleur” naar het Diets, zoals hij zelf schrijft. Dit verhaal was eeuwenlang een Europese bestseller; het werd vertaald naar het Engels, Duits, Deens, Noors, Italiaans, Spaans, Tsjechisch…

De verhaalstof an sich was ook een trendbreuk. Daar hoort u later meer over. Diederik schreef zijn “Floris ende Blancefloer” circa 750 jaar geleden. Voor de heemkundigen uit de Vier Ambachten-omschrijvingen is het trouwens niet de enige herdenking die eeuwen overschrijdt. Ik denk aan uw succesvolle herdenking van 750 Jaar Keure van de Vier Ambachten (1242-1992) en 500 jaar Gravejansdijk, die u 25 jaar geleden, opstartte.

Maar waarom is dat nu zo belangrijk? Om het eens droog te zeggen: wat iemand 750 jaar geleden schreef, waarom zou dat ons nu raken? Erfgoed en cultuur hebben de bijzondere kracht om een brug te slaan tussen het verleden en het heden, en zelfs tussen het heden en de toekomst. Historici, heemkundigen en erfgoed-verzorgers spelen een zéér belangrijke rol  bij het vormen van een identiteit en het versterken van de cohesie van een dorp en streek. Ze bieden historisch en heemkundig materiaal dat ons een gevoel van aarding, van thuis-zijn, schenkt. En niet alleen dat: ook voor de uitstraling en de aantrekkingskracht (bv. voor streektoerisme) zijn die verhalen en rituelen onvolprezen.

Zo is cultuur inderdaad een geschenk van onze voorouders. Cultuur werkt het best als je het met de paplepel meekrijgt. Dat kan gaan van boeken lezen, tot deelnemen aan de jaarlijkse carnavalstoet. En we willen die microbe blijven doorgeven. Erfgoed, niet als een bestoft handschrift of een ouderwets gebruik dat ergens in een kelder ligt te vergaan, maar een levendig dynamisch element dat we koesteren en als een estafettestok willen doorgeven. Ik heb dat vorige week nog gezien in Aalst waar een nieuw buurtcomité erin geslaagd is de meiboomplanting nieuw leven in te blazen.

En, dames en heren, als er nu iets van alle tijden is, dan is het wel de romantiek en de liefde. Ontmoetingen en passie tussen twee culturen. Oost en west, noord en zuid. Ouders die zich moeien met het liefdesleven van hun kinderen. Kinderen die niet luisteren. Ook 750 jaar geleden. “Floris ende Blancefoer” is zo’n aangrijpend liefdesverhaal.
 

De publicatie onder leiding van prof Emeritus Dr. Jozef Janssens (KUB): “Liefde in het Vlaanderen van de dertiende eeuw. Floris ende Blancefloer van Diederic van Assenede” leert u er alles over. De academische carrière en het  wetenschappelijke oeuvre van deze Vlaamse Middelneerlandicus staat borg voor een sterke publicatie.

De belangstellenden, uit Noord & Zuid, uit het lager, secundair en hoger onderwijs zullen tegen eind volgend jaar over een nieuw modern handvat beschikken voor de studie van dit werk en van deze tijd. Niet alleen voor de Vier Ambachten-streek, voor Vlaanderen, maar gezien de vele vertalingen van “Floris ende Blancefoer” en de tijdloosheid van het thema, is het een werk dat internationale ambities heeft en die ook kan waarmaken.

Jozef Janssens schrijft vlot en toegankelijk – dat heeft hij al vaker bewezen, o.m. met zijn werk “In de schaduw van de keizer. Hendrik van Veldeke en zijn tijd (1130-1230)”. Met vzw HALLEKIN en het Davidsfonds heeft hij goede partners gevonden om dit boek te publiceren. Prof. Dr. Adri de Kraker, die 25 jaar geleden ook mede-producent en mede-initiatiefnemer was van de publicatie omtrent “De Vier Ambachten”, zal in de publicatie de lokaal-regionale context duiden, waarin Diederik van Assenede leefde en werkte.  
 

Dames en heren,
 

Erfgoed is bijzonder populair in Vlaanderen. Bijna de helft van de Vlamingen doet jaarlijks mee aan erfgoedactiviteiten. Maar men moet nog meer op die populariteit inspelen.
Het was HALLEKIN-onder-voorzitter, Arvid De Smet, die stelde dat de 750-jarige herdenking niet beperkt mocht blijven tot een publicatie. Vandaag zijn beelden heel belangrijk. Ze spreken andere (doel)groepen aan. Ik merk dat erfgoedgroepen soms nog hun eigen potentieel daarin onderschatten. Zeker bij jongeren die geïnteresseerd zijn in
vintage en in oudere gebruiken, kleren, fietsen, posters,  foto’s en noem maar op, moeten we die interesse blijven aanwakkeren.
Zo kan je participatie bevorderen, zowel door je werking en concrete projecten als door evenementen. Zeven honderd jaar geleden werkte men natuurlijk niet met posters of foto’s. Maar met wat dan wel?


Een bezoek aan “het tapijt van Bayeux” inspireerde Arvid tot het voorstel om het verhaal van Floris en Blancefloer te visualiseren in een wandtapijt  “à la Bayeux” : “het tapijt van Assenede” of “het tapijt van Floris ende Blancefloer”.

Ik vind dat een heerlijk verfrissend idee. En jullie zijn er onmiddellijk mee aan de slag gegaan.
De tapijtwerkgroep werkt met twee productiefases:

In een eerste fase: het ontwerpen  van een 80-tal taferelen (circa 90 cm lang en 60 cm hoog) en het tekenen/schilderen ervan waarvoor een beroep zal worden gedaan op een 50-tal kunstenaars. Timing: halfweg 2015. De werkgroep is bezig om voor elk tafereel een werkfiche voor de kunstenaars te maken.

In een tweede fase: voor het borduren van het wandtapijt wordt de medewerking gezocht van een 200-tal vrijwilligers. Timing: 1 december 2017. Deze tweede fase wordt aangestuurd door twee dames die de knepen van het vak kennen: ‘regentessen snit en naad’: Vera Vermeulen (Bassevelde) en Renée Geerits (Assenede), die werkgroepvoorzitter Annie De Smet u straks zal voorstellen. (Textielexpert ir. Hugo Christiaen moest vandaag verstek geven door  beroepsverplichtingen; Annie neemt de taak van Hugo over.)
 

Ik nodig hierbij belangstellende kunstenaars en borduursters uit de wijde regio  uit tot samenwerking. Op de website-in-opbouw : www.tapijtvanassenede.be staan alle contactgegevens.

De website die nog in ontwikkeling is, zal tijdens de loop van het totaalproject, alle coöperanten en de voortgang van de projectdelen, vier jaar lang dynamisch in beeld brengen.  

Zo’n site kan de participatie van iedereen vergemakkelijken en versnellen, en kan ook nieuwe inspiratie en nieuwe interesse opwekken. De startsubsidie die ik aan het project toekende, helpt mee de website-in-opbouw te financieren. In dit project vind ik de brede participatie-aanpak ten volle terug. Het verenigingsleven, erfgoed, het gebruik van digitale media, de input van kunstenaars, … Daarom wil ik er, zowel als Vlaams minister van Cultuur en als Ertveldenaar graag de “beschermvrouwe” van zijn. En waar zal het “tapijt van Assenede” zijn thuis vinden? Het antwoord zit al in de vraag: in Assenede, natuurlijk. Binnen het ambacht Assenede. Dat biedt mooie mogelijkheden om bezoekers van omliggende gemeentes en provincies te lokken.

Zo krijgt deze streek met haar opmerkelijke ontstaansgeschiedenis door en rond het water, haar haven- en grensverhalen, de oorlogsgeschiedenis 14-18, haar Kasteel waar we nu te gast zijn, het kerkelijk patrimonium, haar nieuwe ambachtelijke brouwerijen, de typische eeuwenoude bolsport, haar kunstenaars, haar prachtig en uniek landschap met polders, kreken, dijken, haar rijke landbouw, … er met het “tapijt van Assenede” nog een belangrijke erfgoed- en toeristisch blikvanger bij.

Zo openen we, zoals ik al zei, opnieuw een brug tussen het verleden en het heden en bouwen we een nieuwe naar de toekomst.

In tegenstelling tot zijn “model van Bayeux” zal “het tapijt van Assenede “geen statische stek” krijgen. Het tapijt zal rondreizen : het zal “op afroep“ door vzw HALLEKIN beschikbaar gesteld worden aan het onderwijs, culturele spelers, en alle belangstellenden.

 

Met andere woorden: het project 750 Jaar Floris ende Blanchefloer & Diederik van Assenede 2014-2018 levert ons instrumenten voor cultuurverspreiding en cultuurbeleving: vandaag en ook morgen.  


Ik wil de voorzitter van vzw Hallekin Dirk De Smet, de erfgoedcel, de streekhistorici, de heemkundigen en erfgoedverzorgers van deze grensoverschrijdende streek, alle meewerkende organisaties, besturen en de vele vrijwilligers bedanken voor hun mateloze inzet. En ik hoop (als beschermvrouwe) dit project samen met u tot een mooi einde te brengen!

 

 

Joke Schauvliege
Vlaams minister van Cultuur (2009-2014)